Zet uw bril af en zie! Jacob Liberman deed het en zet uiteen hoe het mogelijk is door oefening het gezichtsvermogen te herstellen.
Jacob Liberman | 55 april 2003 issue
Hebt u te horen gekregen dat u progressieve myopie (bijziendheid) hebt, of hypermetropie (verziendheid), astigmatisme (ongelijkmatige bolling van het hoornvlies) of presbyopie (ouderdomsverziendheid)? Hebt u te horen gekregen dat u altijd een bril zult moeten dragen, althans bij bepaalde activiteiten? Is u verteld dat het lichaam afwijkingen van het gezichtsvermogen niet op natuurlijke wijze kan herstellen?
Tegen veel mensen is dit ooit wel eens gezegd en zij geloofden het. Maar is het feitelijk juist? Hebt u zich ooit afgevraagd waarom andere organen zich op wonderbaarlijke wijze kunnen herstellen terwijl het oog - ons belangrijkste zintuig - blijkbaar als enige het vermogen mist zijn eigen afwijkingen te corrigeren? Waarom zijn artsen eerder geneigd een verhaal te geloven over tumoren die spontaan verdwijnen dan over bijziendheid die vanzelf overgaat?
Oogartsen vertellen ons dat negentig procent van de mensen ooit een bril zal moeten dragen. Toch is in de twintig jaar dat ik een oogheelkundige praktijk heb, gebleken dat verbetering van het gezichtsvermogen vrijwel binnen ieders bereik ligt. Ik heb duizenden mensen gezien en gehoord bij wie het gezichtsvermogen door eigen toedoen is vooruitgegaan. Het lijkt niet uit te maken hoe 'slecht' het gezichtsvermogen is, hoe lang de patiënt het probleem al had, of wat het probleem is. Natuurlijke verbetering van het gezichtsvermogen lijkt eerder een mentale kwestie te zijn dan dat het met de ogen zelf te maken heeft.
Als regel wordt in de oogheelkunde onderwezen dat problemen met scherpstellen - zoals bijziendheid - het gevolg zijn van de vorm van de oogbol. Deze vorm ligt vast in onze genen en daarom is verbetering van het gezichtsvermogen onmogelijk. Maar als de erfelijke vorm van de oogbol werkelijk de oorzaak is van een slecht gezichtsvermogen, waarom hadden onze voorouders dan niet dezelfde problemen? Mensen beseffen niet dat de laatste tijd in de geïndustrialiseerde wereld een epidemie van oogafwijkingen - vooral bijziendheid - is ontstaan, terwijl in minder ontwikkelde landen bijziendheid nauwelijks voorkomt. Het lijkt erop dat het aantal gevallen van bijziendheid binnen één generatie toeneemt, doordat mensen hoger zijn opgeleid en meer tijd binnenshuis doorbrengen. Onderzoekers stelden bijvoorbeeld in 1969 al vast dat bijziendheid bij 59 procent van de Eskimokinderen uit de zesde klas voorkwam, maar dat dit aantal bij hun ouders slechts 5 procent bedroeg terwijl de aandoening bij hun grootouders helemaal niet voorkwam. Eenzelfde ontwikkeling werd in Japan vastgesteld waar tussen 1945 en 1970 het aantal gevallen van bijziendheid bijna verdriedubbelde - gelijktijdig met de industrialisatie en de verwestering van de Japanse samenleving. Hoewel erfelijkheid mogelijk een rol speelt, zijn er dus duidelijk ook andere factoren bij het gezichtsvermogen betrokken.
Zelfs in de moderne wereld is het aantal gevallen van bijziendheid significant lager bij de boerenbevolking dan bij de hoog opgeleide beroepsbevolking. In feite hebt u meer kans op bijziendheid naarmate u hoger bent opgeleid. De statistieken zien er ongeveer zo uit:
Leeftijd of opleidingsniveau Percentage bijzienden
Bij de geboorte Minder dan 1
5 tot 9 jaar 8
Eind van de basisschool 20
Eindexamen middelbare school 40
Einde universitaire studie 80
Het is mogelijk om deze ontwikkelingen te keren. Dat ontdekte ik in mijn eigen praktijk als oogarts. Elke middag, rond de tijd dat ouders hun kinderen uit school haalden, was er weinig te doen in de praktijk. Ik besloot deze tijd voor een experiment te benutten. We hadden een ruimte voor oogtherapie waar we werkten met kinderen die leerproblemen hadden als gevolg van oogafwijkingen. Ik besloot daar elke middag binnen te gaan en mijn bril een poosje af te zetten, gewoon om eens te kijken wat er zou gebeuren. De eerste dag ging ik zitten, zette mijn bril af en legde hem op de tafel naast de stoel. Ik zat daar een beetje om me heen te kijken. Er leek niets aan de hand te zijn. Terwijl ik daar zat, schoot mijn rechterhand naar mijn bril, griste hem van de tafel en zette hem weer op! Ik besefte niet eens wat ik deed. Voordat ik het wist, was ik terug in mijn spreekkamer en ging weer gewoon aan het werk.
De volgende dag en de dag daarna gebeurde het opnieuw. Elke dag ging ik de kamer binnen, zette mijn bril af, en na enkele minuten zette ik hem onbewust weer op. Nadat dit een aantal dagen zo was gegaan, merkte ik dat ik last had van een ongemakkelijk, nerveus gevoel dat leek te ontstaan juist voordat ik mijn bril ging pakken. Ik probeerde iets langer te wachten, tot na het moment waarop ik me ongemakkelijk ging voelen. Van zenuwachtig werd ik angstig. Vanuit die angst ontstonden andere emoties: verdriet, woede of een gevoel van controleverlies. Hoe langer ik mijn bril af hield, hoe meer gevoelens naar de oppervlakte kwamen. Zodra ik mijn bril weer opzette, verdwenen deze gevoelens. Ik probeerde de logica hiervan te achterhalen en vroeg me af of mijn bril een middel was om mijn emotionele toestand te veranderen, net als alcohol voor de alcoholist. Op dat moment merkte ik voor het eerst hoe verslavend een bril is.
Op een dag - ik had mijn bril ongeveer een kwartier af gehad - vroeg ik me af hoe zulke sterke emoties konden ontstaan alleen door het wegnemen van een paar corrigerende glazen. Toen begon het me te dagen: ik draaide het om. De bril maskeerde mijn bewustzijn van de onaangename gevoelens. Deze gevoelens moesten wel aspecten van mijn leven zijn die ik niet kon verdragen. Ik had ze vertroebeld en daarna onbewust begraven door een bril te dragen. Hoe langer ik mijn bril afzette, hoe meer ze aan de oppervlakte kwamen. Deze theorie paste bij mijn ervaring, maar hoe kon dit mogelijk zijn? De docenten op de opticiensopleiding hadden nooit gesproken over een verband tussen het gezichtsvermogen en emoties.
Terwijl ik enkele dagen later met mijn bril af zat, keek ik op van mijn stoel en ik keek naar de kaart aan de andere zijde van de kamer. Hij zag er op één of andere manier anders uit. Toen besefte ik dat ik de kleine letters kon lezen die ongeveer half zo groot zijn als de grootste. Ik kon beter zien dan in jaren het geval was geweest! Ik kon het niet geloven. Ik was zo enthousiast! Ik kon niet wachten om dit miraculeuze nieuws aan mijn collega's te vertellen. Ik zei tegen één van hen: 'Ik ben met een experiment bezig en mijn gezichtsvermogen is twee maal zo goed als eerst.' Hij keek me vreemd aan en zei: 'De beelden zijn nog steeds wazig, maar je weet wat er moet staan'. Alsof hij wilde zeggen: 'Hoe kun je zo naïef zijn?' Alle andere opticiens aan wie ik deze ervaring vertelde, gaven hetzelfde antwoord. Ik voelde me als een kind dat een klap in het gezicht had gekregen. Ze wilden niet eens luisteren naar mijn verhaal over het experiment. Ik had immers geen controlegroep of statistisch significant onderzoek - ik had alleen mijn eigen ervaring.
Toch ging ik door en voerde de tijd dat ik daar zat geleidelijk op en mijn gezichtsvermogen leek wel steeds beter te worden. Hoe langer ik mijn bril af hield, hoe beter ik kon zien. Toen besloot ik mijn ogen opnieuw te onderzoeken. Want als bij een oogonderzoek de achteruitgang van mijn gezichtsvermogen kon worden vastgesteld, zou het ook mogelijk moeten zijn verbeteringen te meten. Als mijn ervaring op werkelijkheid berustte, zou ik meetbaar minder sterke glazen nodig hebben.
Ik ging in de onderzoeksstoel zitten en zette dat grote instrument voor mijn gezicht. Ik verrichtte de volledige reeks onderzoeken op mijzelf en het was erg onthullend. Voor de eerste keer stelde ik mezelf die beroemde vraag: 'welke is beter: de eerste of de tweede?' Het was heel verwarrend tegelijkertijd patiënt en arts te zijn. Ook was het vreemd dat dit enorm grote optische instrument mijn gezichtsveld volledig blokkeerde. Ik wist dat de ogen visuele informatie vanuit het centrum en vanuit de periferie verwerken. We stellen scherp op het centrum van ons gezichtsveld: daar zien we de details en kleuren van de stilstaande voorwerpen in ons centrale gezichtsveld. Ons centrale gezichtsveld is vooral overdag actief, omdat dit het beste werkt bij een hoge lichtintensiteit. Met de periferie van het gezichtsveld zien we vormen en bewegingen. Daarmee scannen we de voorwerpen rond ons centrale gezichtsveld. We maken altijd gebruik van het perifere gezichtsveld dat bij de lagere lichtintensiteit die 's avonds heerst, onze belangrijkste bron van visuele informatie is. Toch stond ik hier in een compleet verduisterde kamer, waar ik mijn perifere gezichtsveld zou moeten gebruiken, maar dit was door een groot optisch instrument totaal geblokkeerd. Ik besefte dat de sterkte van mijn bril was gebaseerd op mijn verwarde antwoorden op een reeks vragen die niet juist leken. Mijn intuïtie probeerde me te vertellen dat deze hele opzet nergens op sloeg.
Toen het onderzoek voorbij was, merkte ik ondanks mijn gedesoriënteerde gevoel dat mijn glazen inderdaad zwakker waren dan voorheen. Ondanks dat ik niet graag een bril droeg, was ik zo opgetogen over de zwakkere glazen dat ik er niet op kon wachten tot ik mijn nieuwe bril had. In de tussentijd ging ik mijn oude bril steeds minder vaak dragen - telkens als ik merkte dat ik hem niet echt nodig had, zette ik hem af.
Toen kwam de nieuwe bril, ik zette hem op en er gebeurde iets heel onverwachts. Zodra ik de bril opzette, voelde ik me alsof mijn hele wezen ineenschrompelde. Mijn ogen voelden heel gespannen aan, bijna pijnlijk. Mijn bewustzijn leek naar binnen te worden getrokken en mijn zonnevlecht leek plotseling afgesneden. Wat was er toch in 's hemelsnaam aan de hand?
Omdat ik mijn bril niet zo vaak meer had gedragen, voelde ik een dramatische verschuiving van mijn waarneming toen ik hem plotseling opzette. Feitelijk treedt een dergelijk effect van vernauwing en spanning telkens op wanneer we een corrigerende bril opzetten. Meestal raken we daar echter zo aan gewend dat we het niet meer opmerken. Wellicht herinnert u zich een dergelijk gevoel van eerste de keer dat u sterkere glazen kreeg. Het is hetzelfde deel van uw bewustzijn dat zegt: 'Goh, dit voelt vreemd aan'. Meestal onderdrukken we onze waarneming van dat ongemakkelijke gevoel omdat we vertrouwen op de woorden van de arts: 'Maakt u zich geen zorgen, u raakt er wel aan gewend.'
Hoe kon het opzetten van een bril een dergelijk verstikkend gevoel veroorzaken? Ik was bekend met onderzoek dat had uitgewezen dat de twee aspecten van het gezichtsvermogen niet alleen maar te maken hadden met recht vooruit of zijwaarts kijken. Het centrale gezichtsveld waarop alle routine-onderzoek zich concentreert, is het aspect van ons geestesoog dat analytisch kijkt, dat onze wereld in detail onderzoekt. Het perifere gezichtsveld, dat alleen wordt onderzocht wanneer wordt vermoed dat men met een ziekte te doen heeft, is het aspect van onze geest dat de wereld als geheel ondergaat. Met dit globale perspectief kunnen we voortdurend de gehele omvang van ons waarnemingsveld scannen. Daarna kiezen we waarop we vervolgens gaan scherp stellen.
Wanneer we een bril dragen, wordt het perifere deel van ons gezichtsveld aanzienlijk verkleind. Weet u nog dat de oogarts zo'n klein liniaaltje over uw neus zet? Hij meet de afstand tussen de pupillen, zodat de opticien kan zorgen dat we met het centrum van elk van beide ogen precies door de juiste lenssterkte kijken. Als u uw glazen nauwkeurig bekijkt, kunt u dit optische centrum misschien onderscheiden. Bij deze standaardwijze van lenzen slijpen wordt geen rekening gehouden met het feit dat de ogen zich voortdurend bewegen. De sterkte van de brillenglazen verandert feitelijk telkens wanneer de ogen zich van het optische centrum af bewegen. De oogarts vermeldt dit niet, omdat hem tijdens zijn opleiding niet is verteld dat dit belangrijk is.
Hoe belangrijk is dit feitelijk? Als u precies door het midden van uw glazen kijkt, kunt u alles heel goed zien. U ziet alle details net als wanneer u door een microscoop of telescoop kijkt. Zodra u uw ogen naar rechts of links of omhoog of omlaag beweegt en u niet langer recht naar voren kijkt, verandert de lenssterkte en de details worden minder scherp. Er ontstaat een prismatisch effect waardoor u minder scherp ziet. Uw ogen reageren op deze vertekening door steeds naar het centrum terug te keren en daar uiteindelijk te blijven.
Doordat we ertoe worden aangezet uitsluitend recht naar voren te kijken, wordt de bril een effectief dwangmiddel waardoor de ogen worden getraind in één positie te blijven. Ons wordt letterlijk geleerd de werkelijkheid vanuit één vast gezichtspunt te bekijken. Wanneer we echter recht naar voren kijken, kunnen we uitsluitend analyseren en onderscheiden. Hoe vaker we een bril dragen, hoe meer we leren onze wereld te beoordelen in plaats van hem te ondergaan. Langzamerhand verliezen we ons aangeboren vermogen de wereld als één geheel te zien.
Chinese oogoefeningen
De Chinezen hebben ontdekt dat er een eenvoudig middel bestaat om de toename van het aantal bijzienden in het moderne onderwijssysteem teniet te doen. In 1948 besloot de Chinese regering iets te doen aan het toenemende aantal gevallen van bijziendheid. Sindsdien doen veel Chinese studenten en fabrieksarbeiders tweemaal per dag gedurende ongeveer tien minuten oogoefeningen aan de hand van een poster die door de overheid is uitgegeven. Zij zeggen dat het aantal gevallen van bijziendheid daardoor is afgenomen.
1. Houd de ogen gesloten terwijl u de oefeningen doet.
2. Zachtjes en langzaam masseren tot het gebied enigszins gevoelig wordt.
3. Doe de oefeningen tweemaal per dag.
Oefening 1
Masseer met de duimen het gebied aan de binnenkant van de wenkbrauwen. Laat hierbij de andere vingers licht gebogen tegen het voorhoofd rusten. (8 keer)
Oefening 2
Masseer de neusbrug met duim en wijsvinger. Eerst omlaag en daarna omhoog bewegen. (8 keer)
Oefening 3
Plaats de duimen op de onderkaak en wijs- en middelvinger samen tegen beide zijden van de neus ter hoogte van de neusgaten. Daarna brengt u de middelvingers omlaag en masseert u de wangen. Hierbij blijven de wijsvingers op hun plaats. (8 keer)
Oefening 4
Buig de vingers naar binnen en plaats de duimen aan beide zijden van het voorhoofd. Met de zijkanten van de wijsvingers wrijft u in cirkeltjes volgens het patroon in de afbeelding: 2-3-4-6-5.
(8 keer)
Ik zal de laatste oefening wat duidelijker maken in het direct volgende artikel. Ik ga dit zelf ook proberen. Ik durf alleen niet te zeggen of ik het weet vol te houden!
Bron:
http://nl.odemagazine.com/doc/0055/beter-zien-zonder-bril